2019 – Transitie
Voor onze sector is het grote thema van deze tijd de energietransitie. Al is nog lang niet duidelijk hoe die precies vorm zal krijgen, zeker is dat onze elektriciteitsnetten er een cruciale rol in zullen vervullen. Ook de opkomst van elektriciteit in de vorige eeuw was zo’n grote transitie. De elektriciteitsbedrijven waren zich terdege bewust van hun rol in de modernisering van Nederland. De architectuur van centrales, schakelstations en transformatorhuisjes moest getuigen van hun zelfbewustheid en trots. In de loop van de tijd leidde het steeds groeiende elektriciteitsverbruik ertoe dat veel van deze gebouwen verbouwd of vernieuwd moesten worden. Veel industrieel erfgoed is zodoende verdwenen of verminkt. Maar gelukkig zijn er soms ook initiatieven om bijzondere gebouwen een nieuwe functie te geven en daarmee te behouden. In deze kalender vindt u uiteenlopende voorbeelden van zulke transities.
Panama Amsterdam
Na de aanleg van het Noordzeekanaal werd de haven van Amsterdam sterk uitgebreid. In 1885 werd aan de Oostelijke Handelskade de Havencentrale gebouwd, een hydraulische centrale, waar met stoommachines water onder hoge druk werd gebracht om daarmee de loop- en wandkranen, kaapstanders en hijswerktuigen van energie te voorzien. In 1899 werd het gebouw omgebouwd tot elektrische centrale. De accumulatortoren naast de centrale was daarmee overbodig en werd later gesloopt. In 1951 werd de centrale nogmaals omgebouwd. Het kreeg een gelijkrichterstation en stond bekend als Havencentrale Oost. Het gebouw was vervolgens nog kantoor, magazijn en werkplaats van de ‘Afd. Kraanbedrijf’ van de Dienst Havens en Handelsinrichtingen. Toen in de jaren negentig het inmiddels vervallen Oostelijk Havengebied werd herontwikkeld, stond de havencentrale op de nominatie te worden gesloopt. Het Cuypersgenootschap wist dat te voorkomen en de Havencentrale werd in 2001 rijksmonument. In 2002 werd het door VASD architecten verbouwd en in gebruik genomen door Club Panama. Bewoners van de later ontwikkelde nieuwbouw in de buurt wilden al gauw van de club af, vanwege herrie, wildplassen en nachtelijk gelal. In 2012 ging Panama failliet, mede door advocaatkosten in juridische procedures met omwonenden. Met hulp van een rijke vastgoedondernemer maakte de club echter een doorstart. Volgens Panama is “De constante factor van de club (…) het veranderlijke.” Misschien is dat waar, maar voor de Havencentrale geldt het in ieder geval.
Foto: Ronald Hoeben
Turfcentrale
In het eerste jaren van de twintigste eeuw ging het Veendam economisch voor de wind. Het was in 1901 dan ook de eerste plaats in Groningen met een elektriciteitscentrale. Deze werd geëxploiteerd door de Eerste Nederlandsche Elektriciteits Maatschappij (ENEM). In 1905 nam de EMV (Elektriciteits Maatschappij Veenkoloniën) de productie over. De centrale werd met turf gestookt. Toen het distributienet van het Provinciaal Elektriciteitsbedrijf vanuit de hoofdstad de Veenkoloniën bereikte, werd de elektriciteitsproductie beëindigd. In 1969 nam het PEB de centrale over, al waren alleen het schakelstation en de kantoorruimte toen nog van nut. Later deed de Turfcentrale dienst als bedrijfsverzamelgebouw. In 2008 werd het verwaarloosde gebouw eigendom van het Groninger Monumentenfonds, dat het casco restaureerde. Daarna zijn in het gebouw in hout-skeletbouw losse ateliers gebouwd volgens ontwerp van Onix Architecten uit Groningen. De Turfcentrale is nu ‘broedplaats voor de kunst’. Dankzij de houten hoofdconstructie zullen de gebruikers in de toekomst eenvoudig kunnen “doortimmeren”.
Foto: Peter de Kan
Waterfabriek
In 1904 werd in Ginneken de Installatie der Ozon Waterleiding en Electrische Verlichtingscentrale opgericht. Die ging al in 1905 failliet en een nieuwe eigenaar nam de zaak over. Diens erfgenamen verkochten het bedrijf in 1920 aan de gemeente Ginneken. De levering van elektriciteit werd bijna direct door de PNEM overgenomen en tijdens de oorlog werd het waterleidingbedrijf samengevoegd met de gemeentebedrijven van Breda. De eigen watertoren werd gesloopt. Later nam de Waterleidingmaatschappij Noord-West Brabant de watervoorziening – en de waterfabriek – van de gemeentebedrijven over. Tot 1996 hadden zij het in gebruik. Daarna werd het verkocht en omgebouwd tot woon-werkruimte. In 2015 stond het opnieuw te koop. Drie gezinnen, buren in een straat in de buurt en een vierde gezin besloten het pand gezamenlijk te kopen en onder collectief particulier opdrachtgeverschap (cpo) te ontwikkelen. Niet geheel toevallig was een van hen architect Lode Havermans. Zijn bureau Havermans : Hielkema Architecten verbouwde het pand tot vier bijzondere, ruime woningen. De buitenzijde van de waterfabriek is in originele staat hersteld en ook in het interieur is de geschiedenis van het gebouw zichtbaar: een deel van de watertanks, pompen, leidingen en de originele constructies zijn nog steeds aanwezig.
Foto: René de Wit
Antiquariaat Supplement
Vanaf eind 19e eeuw trok de heuvelachtige omgeving van Nijmegen steeds meer toeristen. Om hen van dienst te zijn, besloot de gemeente Nijmegen in 1909 tramlijn 2 door te trekken naar het op de stuwwal gelegen Berg en Dal. Daarvoor werd bergop de – tegenwoordig bij wielrenners populaire – Van Randwijckweg aangelegd. De bovenleiding van de tram had aan het eind van de lijn onvoldoende capaciteit voor de steile klim. Om de 70 meter hoogteverschil te overbruggen werd een extra onderstation gebouwd. Het pand bood tevens plaats aan een wachtkamer. Er werd veel reclame gemaakt voor het enige Nederlandse ‘bergspoor’ en tot in de jaren vijftig was het een populaire bestemming. In 1955 verving Nijmegen de trams door trolleybussen en werd het bergspoor grondig opgeruimd. Het onderstation werd in 1963 voor ƒ 6.000 verkocht aan een Nijmeegse ijzerwarenhandelaar. In de jaren tachtig kwam het pand in handen van de gemeente Ubbergen, die het, naar verluidt, ‘sterk uitgewoond’ voor ƒ 1,– verkocht aan de stichting Mooi Nederland. Het pand werd gerestaureerd en er werd een verdieping in aangebracht. Streekmuseum Mooi Nederland nam er zijn intrek en de plaatselijke VVV huurde er een kantoor met balie. Toen het museum minder ging lopen, werd het gebouw verkocht aan de stichting ‘Van Steen en Natuur’. Er kwam een tentoonstelling over de baksteenindustrie in en een uitstalling van politieuniformen. Toen de VVV zichzelf in 2013 ophief, werd besloten het monument weer te verkopen. Sindsdien zit Antiquariaat Supplement in het pand. Het pand heeft daarmee zijn culturele bestemming behouden. Naast de verkoop van boeken, organiseert het antiquariaat ook lezingen en concerten.
Foto: Petra Cremers Fotografie
Filmhuis Lumière
Na de Belgische opstand van 1830 was Maastricht drie jaar afgesneden van de Waalse industriegebieden. Petrus Regout kon geen aardewerk en kristal meer importeren voor zijn groothandel en begon daarom in 1834 met een eigen stoomglasfabriek. Daarmee begon de industriële revolutie in Nederland. De onderneming zou uitgroeien tot een groot aardewerk-imperium, met merken als Sphinx en Mosa. Het bedrijf besloeg een groot gebied ten noorden van de Maastrichtse binnenstad. Toen Sphinx in 2006 vertrok, raakte het complex in verval en besloot de gemeente het te herontwikkelen tot een gevarieerde stadswijk. Begonnen werd met het gebied rond het Bassin, de Binnenhaven, dat bestemd werd voor culturele voorzieningen. Filmhuis Lumière wilde verhuizen naar de elektriciteitscentrale met ketelhuizen (1910) van de fabriek. JHK- en Verlaan & Bouwstra-architecten kregen in 2012 opdracht deze te verbouwen tot een filmhuis met horecavoorzieningen. Ze plaatsten de filmzalen als losse houten gebouwen onder de hoge vakwerkdaken van de ketelhuizen. Het industriële karakter is bewaard door zo veel mogelijk de originele constructie en details te handhaven. In de voormalige machinehal bevindt zich het restaurant. Architect Joost Wetzel: ‘Dat een fabriek stroom had was toentertijd nog heel bijzonder en de centrale was rijk gedecoreerd. Het was de trots van de Regouts. Hier namen ze hun zakenrelaties mee naar toe.’
Foto: Marcel van der Burg
Energiehuis
Het gemeentelijk elektriciteitsbedijf Dordrecht opende in 1910 zijn eerste elektriciteitscentrale. Het gebouw werd in 1918 en in 1928 uitgebreid, telkens in de stijl van die tijd. Toen in de Merwedehaven een nieuwe centrale werd gebouwd verloor de oude centrale zijn functie. Het complex werd grondig verbouwd en er kwamen kantoren en werkplaatsen in. In de jaren tachtig kwam het leeg te staan. Twintig jaar later besloot de gemeente het gebied rond de centrale te herontwikkelen tot hoogwaardig stedelijk gebied. In de elektriciteitscentrale zouden diverse cultuurinstellingen uit de stad nieuwe huisvesting krijgen. TenBrasWestinga Architecten verwierf de opdracht om het gebouw te transformeren. Het complex, dat de naam ‘Energiehuis’ kreeg, werd ontsloten door het over de volle lengte te ‘doorsnijden’. Deze snede, of lichtstraat, die zo ontstond, vormt de centrale as van het gebouw. De bezoeker komt er binnen en navigeert er naar de verschillende ruimten. Om de bezoekers de schoonheid te laten ervaren van een eeuw ingenieurskunst zijn de grootste ruimten direct onder de dakspanten geplaatst. De snede is daarnaast ook een tijdlijn die het verhaal van de oude elektriciteitscentrale vertelt. Vrijwel alle latere verbouwingen zijn weer weggehaald en waar mogelijk zijn originele bouwdelen aan de hand van historische tekeningen hersteld.
Foto: Christiaan de Bruijne
Peelcentrale
Naast de Eindhovense gasfabriek werd in 1912 de Peelcentrale gebouwd. Er stonden twee stoomketels, afkomstig van een oud stoomschip van de Holland-America Lijn, een locomobiel en een 200 pk dynamo. De centrale was een particulier initiatief, maar de eigenaren hadden er niet veel plezier van: na drie jaar was de zaak failliet. De Peelcentrale kwam in handen van de gemeente, maar de opwekking van elektriciteit werd gestaakt. Het Gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf beperkte zich tot de distributie van elektricititeit van de PNEM. Het gebouw werd in gebruik genomen door de gasfabriek en kreeg geregeld een nieuwe bestemming. Begin jaren vijftig werd het nog eens grondig verbouwd. De komst van het aardgas maakte in 1966 de gasfabriek overbodig. Op het uitgestrekte terrein bleven maar een paar kantoren, werkplaatsen en toonzalen in gebruik en veel andere gebouwen raakten in verval. Toen Nutsbedrijven Regio Eindhoven (NRE) het terrein verliet, kocht de gemeente het terrein in 2010 aan om te herontwikkelen. Lang leek het erop dat daarbij de Peelcentrale zou sneuvelen. Omwonenden maakten echter bezwaar en de Van Abbestichting kreeg voor elkaar dat het pand tegen verder verval werd beschermd. De gemeente nodigde vervolgens mensen uit om plannen in te dienen voor de panden op het NRE-terrein. Uitgangspunt was dat wonen en werken gecombineerd zou worden en dat de ontwikkelaars ook de eindgebruikers zouden zijn. Het plan van Ontwerpduo, dat in de centrale woning, kantoorruimte en werkplaats wil realiseren, kwam daarbij als winnaar uit de bus. In de loop van 2019 hopen zij er hun intrek te kunnen nemen.
Foto: Jeroen van der Wielen
Trekkershut Wirdum
Wirdum, een dorp onder Leeuwarden, werd in de jaren ’20 van de vorige eeuw aangesloten op het net van het PEB en kreeg aan de Tsjaerderdyk een stoer transformatorhuisje in een expressionistische bouwstijl. Dat was gebouwd om de eventuele ontploffing van de transformator te kunnen doorstaan. In dat geval zouden alleen de zijgevels het begeven, maar zou de schade snel hersteld kunnen worden. Niemand weet meer wanneer het gebouwtje precies zijn functie verloor, maar langzaamaan verviel het tot een ruïne. Eigenaar Enexis wilde het slopen, en ook buurtbewoners voelden daar veel voor: ‘Om ús mei it hokje no wol fuort.’ Toen Ronald van der Zwaag, zelfbenoemd Stadsmeubelmaker van Leeuwarden, dat hoorde, kwam hij met een beter plan: een bed-and-breakfast met uitzicht over het weidse landschap: ‘van hoogspanning naar ontspanning’. Begin 2018 is begonnen met de restauratie en inrichting, naar ontwerp van Lautenbag Architectuur uit Hindeloopen. In het interieur blijft de tegelvloer behouden en ook de voorgevel blijft intact. De drie andere gevels worden echter geopend en van erkers met grote ramen voorzien. ‘Wat we hier eigenlijk doen is de muren doorbreken alsof er een explosie heeft plaatsgevonden!’ Hierdoor ontstaat ruimte en licht. Twee elementen die essentieel zijn om de nieuwe functie mogelijk te maken. Van der Zwaag hoopt dat de eerste gast in april 2019 zijn opwachting kan maken. Er moet nog wel iemand worden gevonden die straks de boel schoonhoudt en de lakens verschoont.
Illustratie: Lautenbag Architectuur
Kunstfabriek De Transformatie
In 1927 bouwde de PGEM in Arnhem een schakel- en transformatiestation om elektriciteit van de centrale in Nijmegen in de provincie te distribueren. Het werd een monumentaal complex, ontworpen door ir. Fels in de Nieuwe Haagse School-stijl. Diens broer was vanaf 1922 hoofdingenieur bij de PGEM en samen waren ze verantwoordelijk voor veel – zowel in architectonisch als in elektrotechnisch opzicht – bijzondere gebouwen en installaties. Begin jaren 90 werd het station vervangen door een 150 kV station. De gemeente Arnhem verbouwde het complex om er de kantoren en werkplaatsen voor de dienst Milieu en Openbare Werken te kunnen huisvesten. In 2013 kwam het in handen van Volkshuisvesting Arnhem, die complex en omgeving wilde herontwikkelen. De originele gebouwen werden gerestaureerd, maar latere toevoegingen werden gesloopt en vervangen door nieuwe appartementen. Een van de vier masten (tot 1986 de lijn naar Doetinchem) is ook behouden gebleven. In de oorspronkelijke gebouwen zijn (creatieve) ondernemers gevestigd. Kunstenaarsinitiatief Studio Omstand organiseert regelmatig tentoonstellingen in de turbinekamers en accuruimte van het bedieningsgebouw. Op de foto de accuruimte met het kunstwerk Tetrahedron (2017) van Willeke van Ravenhorst.
Foto: Willeke van Ravenhorst
Dongecentrale
In 1919 opende de PNEM net buiten Geertruidenberg de Dongecentrale. Het was (na de Helpmancentrale) de tweede provinciale centrale in Nederland. 12 jaar later werd de centrale uitgebreid met een tweede centrale. Waar de eerste nog in de indertijd gebruikelijke decoratieve eclectische stijl was ontworpen, kreeg de nieuwe een strenge, functionele uitstraling. In de jaren vijftig werd in de nabijheid de Amercentrale gebouwd, die in de jaren erna steeds werd uitgebreid. De Dongecentrale werd door de komst van de Amercentrale overbodig en werd in 1972 stilgelegd. Vier jaar later werd de centrale voorzien van een STEG-installatie, om nog decennia lang bij te springen bij pieken in de stroombehoefte. Na een ontploffing in 2009 werd besloten de centrale te sluiten. Een jaar later kocht de provincie samen met BOEi (Nationale Maatschappij tot Restaureren & Herbestemmen van Cultureel Erfgoed) het complex voor het symbolische bedrag van één euro. De centrale was (en is) nog grotendeels intact. Bedoeling is de herinnering aan een eeuw elektriciteitsopwekking in Geertruidenberg te bewaren, ook al is de eerste Dongecentrale al in de jaren 90 gesloopt. Men streeft naar een bestemming die de Dongecentrale een duurzame toekomst kan garanderen. Voorlopig wordt de centrale als evenementenlocatie ingezet. Het filtergebouw, waar het proceswater uit de Donge werd ingenomen, is al gerestaureerd. Hoofdgebouw, kantoor en dienstwoningen zullen in de komende jaren worden gerestaureerd, terwijl naar een bestemming wordt gezocht.
Foto: © BOEi (Jan van Dalen)
Krachtcentrale Huizen
In 1929 begon Balatum in Huizen met de productie van viltzeil vloerbedekking. Al snel produceerde het bedrijf 120.000 m2 zeil per dag. Het was dan ook een van de grootste werkgevers in het dorp. Balatum gebruikte echter zoveel elektriciteit, dat het dorp er ook last van had. Er brak zelfs een ‘speculaasoproer’ uit, toen bakkers een keer geen stroom hadden. Het bedrijf besloot een eigen krachtcentrale te bouwen, die in 1939 in gebruik werd genomen. De centrale leverde elektriciteit aan de fabriek, maar ook aan het openbare net. Viltzeil vloerzeil raakte in de jaren zestig uit de mode en het bedrijf ging onder de naam BNI door met vinyl zeil, wandbekleding en boeklinnen. De krachtcentrale werd in 1994 stilgelegd. Twee creatieve Huizenaren, die altijd al verliefd waren geweest op het industriële monument, wilden er graag een multifunctioneel cultuurcentrum in beginnen. Jarenlang getouwtrek met de gemeente volgde, tot ze het complex in 2015 konden aankopen om er ruimtes voor werk- en expositieruimte en horeca in te realiseren. Huizen was niet altijd even coöperatief geweest, maar nu kregen de initiatiefnemers door de gemeenteraad, van links tot rechts, lof toegezwaaid. De SGP prijst de onverzettelijkheid en het ondernemerschap van de initiatiefnemers. GroenLinks: ‘complimenten!’ VVD: ‘een uniek stuk industrieel erfgoed dat behouden blijft’. CDA: ‘Een geweldig pand, waar Huizen trots op mag zijn’. Leefbaar Huizen: ‘Blij dat het nieuw leven krijgt’. D66 tenslotte: ‘Wij zien uit naar de realisering van dit plan’. Begin 2018 begon de verbouwing en inmiddels (najaar 2018) biedt De Krachtcentrale onder meer plaats aan een restaurant, een sportschool en een edelsmid
Foto: Jet Helsloot
50kV Leiden
In 1955 vond in Leiden de feestelijke opening plaats van een groot 50 kV schakel- en transformatiestation. Tot dan distribueerde SLF (Stedelijke Licht Fabrieken) elektriciteit met 10 kV. Om aan de grotere vraag te voldoen, ging men over op 50 kV. Directeur Ykema van de SLF verklaarde met gepaste trots, dat Leiden hiermee 30 à 40 jaar vooruit kon. Vanuit het Leidse schakel- en transformatiestation werden op afstand ook de stations in Lisse en Alphen a/d Rijn bediend. In 1962 en 1965 werd het gebouw verlengd. Met deze uitbreiding was bij het ontwerp in 1955 al rekening gehouden. Vanaf de jaren tachtig werden 50 kV-verbindingen vervangen door 150 kV. Ykema’s voorspelling kwam keurig uit en ook het station van SLF werd gesloten. Toen kort daarop de omliggende wijk Leiden Noord werd herontwikkeld (nu: Nieuw Leyden) deed het gebouw tijdelijk dienst als opslagplaats voor bouwmateriaal. Er waren allerlei plannen voor het pand, maar het duurde tot 2017 voor begonnen werd met de transformatie. In het gebouw, dat de naam 50kV kreeg, worden 30 moderne lofts met dakterrassen ontwikkeld. Er komt ook een lounge met fitnessruimte. Januari 2018 ging de bouw officieel van start (foto) en naar verwachting kunnen de kopers er in het eerste kwartaal van 2019 intrekken.
Foto: IBB Kondor
Transformeren van gebouwen
De Koningstraat is een van de oudste straten van Arnhem. Op de eerste stadskaarten is hij al te zien. De loop van de straat is al die eeuwen hetzelfde gebleven, maar uiteraard onderging de bebouwing – door stadsbranden, oorlog, of de mode van de tijd – regelmatig transformaties.
Zo werd, waar nu Phase to Phase zit, in 1878 de oude bebouwing gesloopt om plaats te maken voor De Groote Sociëteit, Trefpunt van Heeren uit het Arnhemse. Na de Slag om Arnhem was met een groot deel van de binnenstad ook het stadhuis verwoest. De sociëteit verhuurde daarom voor ƒ 2.000,– per jaar zijn gebouw aan de gemeente en verhuisde zelf. De leden misten het oude onderkomen: ‘Zij verlangden terug naar dat gebouw van ruimte, duisternis en stemming in genoeglijke leelijkheid (…) Het huidige gebouw is hun te licht, te netjes en het feit, dat de dames der leden er zich zoo uitnemend blijken thuis te gevoelen, dunkt hun voor deze sociëteit allerminst een reclame’. Toch werd in 1950 de oude sociëteit aan de gemeente verkocht. Het nieuwe stadhuis werd in 1967 in gebruik genomen en de sociëteit werd, samen met een groot stuk binnenstad, volgens het wederopbouwplan uit 1950 gesloopt. Het KLM Pensioenfonds liet op het vrijgekomen gebied een groot kantoorgebouw met parkeergarage bouwen, dat o.m. plaats bood aan de bibliotheek, de Gelderse Boekhandel, lunchroom Hokie Pokie en de Sociale Dienst.
Veel Arnhemmers betreurden de naoorlogse dadendrang en besloten werd het gebied nogmaals onder handen te nemen. Wederopbouwarchitectuur werd vervangen door nieuwbouw en de Jansbeek kwam boven de grond. Het KLM-gebouw werd door V8 Architects omgebouwd tot een modern, duurzaam kantoorgebouw. Voor Phase to Phase was deze laatste transformatie in 2017 aanleiding het historische kortsluitlab op het KEMA-terrein te verlaten.
Foto: Alain Baars